Kilimanjaro in de wolken

13 oktober 2012 - Arusha, Tanzania

De eerste 10 minuten van de vlucht observeerden de jongens elke beweging van het vliegtuig. Maar daarna sloeg de verveling alweer toe. Bert ging verder in zijn Loser-boek, die hij daarna aan 1 stuk uit las. En ik deed een rondje door het vliegtuig met Tom. De cockpit was helaas verboden terrein. Maar Tom kreeg wel een blikje drinken van de steward toen we hen op de vingers kwamen kijken bij het eten klaarzetten. Na de maaltijd kregen de mannen een primatour en Tom viel al snel in slaap. Bert had de DS te pakken en die moest ik bijna uit zijn vingers breken voordat ook Bert een paar uur in slaap viel. Aan Ed heb ik geen kind gehad. Die heeft gesnurkt van diner tot ontbijt, ondanks dat hij zijn benen nauwelijks kwijt kon. Dat had ik beter geregeld, want met de leuning omhoog konden Tom en ik ons samen prima nestelen op die 2 stoelen. Bert en ik bewonderden middenin de nacht nog wel even de Nijlvallei, die zich als een lint van licht door de duisternis van de omgevende woestijn slingerde.

Tijdens het ontbijt konden we de zonsopgang volgen. Prachtig boven de wattendeken van wolken. En toen werd de landing ingezet. We moesten door het wolkendek. “Geen waterval maar een wolkenval” zei Tom “of nee, een wolkensnijder, want we snijden door de wolken.” En “ik zie Wolkewietje!” (we lezen mijn oude Pinkeltjesboeken weer).

Na een soepele landing was het weer sjouwen geblazen. Er was een stevig buitje gevallen en het was bewolkt. Zijn we daar nou de halve wereld voor over gevlogen? In de slurf naar de aankomsthal hing een muffe geur. “Olifantenpoep” riep Ed. “Nee hoor, want olifantenpoep stinkt niet” antwoordde Tom gevat. Toen kwam het visum-loketje… Eerst een paar formulieren invullen, 2 per persoon. Toen in de rij, en wachten, wachten en wachten. Gelukkig hing er een scherm waarop “Platvoet & z’n vriendjes” draaide. En gelukkig ook een andere dan die we thuis nog maar 1000x  gezien hebben. Dat het allemaal Engels gesproken was maakte op dat moment niet meer uit. Na ruim 3 kwartier in de rij met een stel hangjongeren op de grond kreeg een grondstewardess medelijden met ons en mochten we via de “fast lane” van de bemanning. Toen was het zo gepiept. Bij de bagageband was het even zoeken. Welke tassen waren ook al weer van ons? Maar uiteindelijk hadden we ze alle 8. Het mannetje dat ons zo enthousiast kwam helpen heeft hard moeten werken voor zijn 1 dollar fooi!

Bij de uitgang stond een rij mensen met bordjes te wachten. En jawel, “Wendker” stond erbij. Dat heb ik nou altijd al eens mee willen maken! De gids Abraham had geduldig 1,5 uur op ons staan wachten. Nog even allemaal plassen en toen de Jeep in voor een tochtje van bijna 5 uur naar Arusha. T-313-ARM was het nummerbord. Dat was geen toeval, dacht Bert, gezien de aankomstdatum en zijn en Toms verjaardag. “En arm zullen we ook wel zijn na deze reis” mompelde Ed. Haha.

In de auto meteen een formulier per persoon invullen voor het uitrijden van Kenia, later die ochtend. We waren Nairobi nog niet uit of Bert sliep al. Tom volgde zijn voorbeeld vlak daarna. Ed en ik keken ondanks de vermoeidheid onze ogen uit. De voorsteden van Nairobi bestonden uit golfplaten huizen waar arme Kenianen met verkoop van eten probeerden een bestaan bij elkaar te sprokkelen.

Buiten de stad liepen Masaai langs de weg met hun kuddes, met hout of water op hun hoofd of ze zaten gewoon ergens te zitten. Gekleed in kleurige doeken en met veel kettingen. Er was  een markt, een kleurige verzameling waar ze van heinde en verre te voet naar toe kwamen. Abraham legde van alles uit over hoe de Massaai leven en overleven zonder stromend water.

Ineens zag ik langs de weg een soort hertje dat op zijn achterpoten stond te eten: een Thompson bokje. Ons eerste wildlife! De jongens sliepen…

Bij de grens tussen Kenia en Tanzania werden ze wakker. Daar moest een formuliertje ingeleverd om Kenia uit te reizen. Ondertussen werden we belaagd door Masaaivrouwen die hun kralenwerk te koop aanboden. Even 3 dollar gewisseld in Keniaans geld om flessen water te kunnen kopen. We zaten aardig te verdorsten en de malariapillen moesten nog ingenomen. Vervolgens naar de Tanzaniaanse zijde van de grens om ons aan te melden. Weer een formuliertje invullen (x4 natuurlijk). Mijn 1e Afrikaanse insektenbeet opgelopen: er lag een stervende bij op de balie en die hing in m’n vinger. Maar het viel mee.

Onderweg naar Arusha zagen we termietenheuvels en grote acacia-bomen. Over de steppe zagen we een mini-tornado, natuurlijk was die alweer voorbij voor we de filmcamera te pakken hadden. Abraham vertelde honderd uit over armoede, manieren om toch wat te verdienen en de afstanden die Masaai voor alles lopen. In Tanzania waren de meer traditionele Masaai dorpen in de verte te zien. Lemen hutten met rieten daken. In de verte konden we de basis van de Kilimanjaro zien. Het was te bewolkt om de top te zien.

In Arusha reden we eerst naar de bank om dollars in Tanzaniaanse schilling om te wisselen. 1 euro = 2000 schilling. Vervolgens naar de Vodacom om de internetdongel te activeren. Geen probleem, de dame achter het loket regelde alles. Even testen op een aftans bankje in het winkeltje en dat was ook weer geregeld. Terug de weg oversteken (met gevaar voor eigen leven, wat een chaos!) en vervolgens naar het hotel Impala. Weer een formuliertje invullen. Nummer 17 vandaag. Maar voorlopig de laatste.

De bagedragers vielen om van de hoeveelheid tassen die wij 4ren bij ons hadden. Eén zo’n mooie hotelkar vol!

De hotelkamers zagen er prima uit, met muskietennetten boven het bed, douche en ligbad en knusse inrichting. De kinderen in kamer 609 en wij in 610, naast elkaar met ertussen een deur. Ideaal. En het hotel had een zwembad, dat had Tom al gezien. Hij kon bijna niet wachten. Maar we gingen eerst lunchen. Tom ontdekte 2 gekko’s in een lamp en een dode mende (kakkerlak) onder de tafelpoot. Ons veldmuisje thuis is niet veel groter! Bert fotografeerde een sluipwesp en maakte van onze colaflesjes een echt drankorgel. Een beetje erbij, een beetje eruit, en toen kon hij “Mieke heeft een lammetje” spelen.

Na de lunch dan eindelijk naar het zwembad. Daar knap je wel van op. Tom had meteen een vriendje gevonden, communicatie met gebaren en hoofdbewegingen. Duo penotti!

Daarna douchen en ompakken van de bagage. Omdat het gewicht nu niet meer uitmaakte konden we onze reisspullen bij elkaar doen in 2 tassen, en de spullen voor het ziekenhuis in andere 6. Dat reist een stuk handiger.
Vanuit onze hotelkamer konden we vaag in de verte de Kilimanjaro zien. Inmiddels waren de wolken opgetrokken. Gaaf!

Op tijd avondeten bij het Indische restaurant van het hotel. Met open keuken, dus Bert ging meteen staan kijken. Hij stelde zich voor en vroeg in het Engels wat ze aan het doen waren. Hij redde zich prima.

Op tijd naar bed, want het was een vermoeiende dag geweest vol nieuwe indrukken. Ik had al onder het eten zitten knikkebollen, tot grote hilariteit van de kinderen.

Ik las de jongens nog voor uit “Pinkeltje ontmoet Wolkewietje”. Dat begint met uit te leggen waar Pinkeltjesland is. “Ergens in Afrika, hoog op een berg waar geen mensen komen. En in Afrika, daar wonen echte negers!” Bert keek me verbaasd aan. Ik liet het hem lezen. Het stond er echt.

Nadat we de blog wat hadden bijgewerkt gingen ook wij op tijd slapen. 

Foto’s